Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad uit 2021 over de belastingheffing in box 3 hebben enkele leden van de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel Wet vermogensbelasting 2024 ingediend. Het voorstel omvat een progressieve heffing van vermogensbestanddelen, die niet zijn betrokken in de belastingheffing in box 1 of box 2. De grondslag voor de vermogensbelasting bestaat uit de vermogensbestanddelen die momenteel in box 3 worden belast. De belasting kent een progressief tarief. Er geldt een heffingvrij vermogen van € 100.000 per persoon.
Bij een belastbaar vermogen (in Nederland) van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare vermogen, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
I |
II |
III |
IV |
– |
€ 400.000 |
– |
1% |
€ 400.000 |
€ 900.000 |
€ 4.000 |
2% |
€ 900.000 |
€ 1.900.000 |
€ 14.000 |
3% |
€ 1.900.000 |
€ 4.900.000 |
€ 44.000 |
4% |
€ 4.900.000 |
– |
€ 164.000 |
5% |
De gewenste datum van inwerkingtreding is 1 januari 2024.
De doelstellingen van het wetsvoorstel zijn:
- het matigen van de vermogensongelijkheid in Nederland;
- het genereren van een stabiele belastingopbrengst;
- de invoering van een regeling die uitvoerbaar is voor de Belastingdienst; en
- die begrijpelijk en uitlegbaar is voor belastingplichtigen.
De indieners realiseren zich dat het wetsvoorstel geen perfecte vermogensbelasting inhoudt. Dat komt omdat vermogensbestanddelen in box 1 en box 2 niet in deze heffing worden betrokken. Aanmerkelijkbelangaandelen vormen een belangrijk deel van de vermogens van de rijkste Nederlanders. Het eigen huis is het belangrijkste vermogensbestanddeel van de meeste overige huishoudens. Een meer omvattende vermogensbelasting vereist een ingrijpende stelselwijziging, die volgens de indieners de reikwijdte van dit voorstel te buiten gaat.